Toespraak door staatssecretaris J.F. Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de conferentie ‘Arbowet en vrijwilligerswerk’ op 30 november 1999 in den Haag.
Welkom bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
We gaan het vanmiddag hebben over arbeidsomstandigheden in het vrijwilligerswerk. Een belangrijk onderwerp. Al was het maar omdat in Nederland niet minder dan zo’n drie miljoen mensen vrijwilligerswerk doen. Sterk uiteenlopende soorten werk, zoals u weet. Maar werk dat als gemeenschappelijk kenmerk heeft dat het van groot belang is voor de samenleving. Die samenleving zou veel tekort komen zonder de inzet en de inspanningen van deze drie miljoen vrijwilligers.
En toch, zo lijkt het, maakt de overheid het die vrijwilligers soms moeilijk. Komt de overheid het vrijwilligerswerk lastig vallen met de Arbeidsomstandighedenwet, met een verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie. Ik kan me goed voorstellen dat velen van u denken: wat moeten we daar nu weer mee?
Ik denk dat het wel mee zal vallen. En ik ben er ook nog eens tamelijk zeker van dat u met mij overtuigd bent van het belang van goede en veilige arbeidsomstandigheden. Anders zou u vanmiddag niet hier zijn gekomen.
Want ook vrijwilligers doen bij tijd en wijle ongezond of gevaarlijk werk. Vaak zonder dat ze dat zelf beseffen. Wat te denken van een foto die ik laatst in de krant zag van enthousiaste jongeren die bezig waren het dak van hun clubhuis te repareren. Op ongeveer vier meter hoogte. De dappere scouts hadden niet gezorgd voor beschermende maatregelen tegen vallen. Als de Arbeidsinspectie professionele bouwvakarbeiders zo ziet werken, laat ze het werk meteen stilleggen.
Of wat te denken van de vrijwilliger die gehandicapten begeleidt bij het sporten en die er zijn hand niet voor omdraait in zijn eentje een forsgebouwde gehandicapte op te tillen? In de zorgsector proberen we arbeidsongeschiktheid terug te dringen door daar nu juist een einde aan te maken. In de zorginstellingen gebruiken ze daarvoor nu hulpmiddelen of tillen ze mensen met zijn tweeën.
Dit soort werk is natuurlijk niet minder gevaarlijk of minder ongezond als het onbetaald wordt verricht. Dus is het volgens mij wel logisch dat we als overheid niet schouderophalend aan de arbeidsomstandigheden in het vrijwilligerswerk voorbij gaan. Ook vrijwilligers moeten veilig en gezond kunnen werken.
Aan de andere kant heb ik wel begrip voor uw probleem. Uw organisaties hebben vaak niet genoeg geld om een arbodienst in te kunnen schakelen. En voor sommige vormen van vrijwilligerswerk is dat niet altijd echt nodig. Maar vaak is het ook wel nodig. Ik heb u het voorbeeld gegeven van dat dak van een clubhuis. Daar had toch echt iemand even stil moeten staan bij de veiligheidsaspecten van dat soort vrijwilligerswerk.
We moeten bevorderen dat er voldoende aandacht is voor veiligheid en gezondheid in het vrijwilligerswerk. Om dat te bereiken zonder gelijktijdig de sector van het vrijwilligerswerk te belasten met zware en dure procedures, hebben we bekeken of er een begaanbare tussenweg is. Ik denk dat we die hebben gevonden in de vorm van een brochure en een checklist waarmee de vrijwilligerssector aan het werk kan.
Vandaag verschijnt de brochure over arbeidsomstandigheden voor organisaties in het vrijwilligerswerk. In die brochure wordt aan de hand van vijftien vragen het hele terrein van de arbeidsomstandigheden doorgenomen. Organisaties kunnen aan de hand van die brochure vaststellen wat ze te doen staat op het gebied van de arbeidsomstandigheden.
In ieder geval moet elke werkgever - en iedereen die vrijwilligerswerk laat doen is ook echt werkgever - zorgen voor een risico-inventarisatie en evaluatie. U kunt die inventarisatie op laten stellen door een arbodienst. Maar u kunt er als werkgever ook voor kiezen dat zelf te doen. Vervolgens moet worden bekeken of die risico-inventarisatie deugdelijk is. Dat moet in beginsel wel worden gedaan door een arbodienst.
Maar ik heb besloten dat de komende twee jaar een aantal vrijwilligersorganisaties wordt vrijgesteld van die verplichte toetsing. Het gaat om organisaties die ten hoogste veertig uur per week betaald werk laten verrichten. De vrijwilligersorganisaties kunnen zelf vaststellen of ze voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.
U gaat dus een risico-inventarisatie maken. Hoe doet u dat?
Daar hebben we hulpmiddelen voor ontwikkeld in de vorm van checklists. Er zijn in veel verschillende branches inmiddels van die lijsten ontwikkeld. Sommige vrijwilligersorganisaties kunnen misschien hun voordeel doen met zo’n bestaande checklist. Maar op verzoek van uw koepelorganisaties, NOV en NOC*NSF, en mijn ministerie heeft TNO arbeid twee checklists ontwikkeld die speciaal voor vrijwilligerswerk zijn bedoeld.
De eerste is een algemene checklist die ‘Arbocheck voor vrijwilligerswerk’ heet. De andere is in het bijzonder bedoeld voor sportorganisaties en die heet dan ook ‘Arbocheck voor sportorganisaties’. Aan de hand van de lijst kunt u aankruisen welke punten voor uw organisatie van betekenis zijn en waar u verbeteringen aan moet brengen om te voorkomen dat er ongelukken kunnen gebeuren.
Veel ongelukken zijn het gevolg van nalatigheid, van het gebruik van ondeugdelijke apparaten en hulpmiddelen, van ondeskundig gebruik van gereedschap, van onwetendheid over de risico’s van het werken met bepaalde stoffen. Dikwijls is er in werkprocessen sprake van diepingesleten gewoonten, die eigenlijk riskant zijn, maar waar niemand bij stilstaat omdat het immers al vele jaren goed gaat. Totdat het een keer fout loopt. En dan is achteraf meestal vlug vastgesteld dat het ongeluk eigenlijk niet had hoeven te gebeuren. Maar dat is napraten.
Met de checklist kunnen vrijwilligersorganisaties de omslag maken van napraten naar vooruitzien. Van genezen naar voorkomen.
Als de organisatie met de checklist in de hand heeft vastgesteld welke punten aangepakt moeten worden, dient ze een plan van aanpak op te stellen. En dat vervolgens natuurlijk ook uit te voeren, want daar is het allemaal om begonnen.
En dat controleren we ook. De Arbeidsinspectie gaat na of werkgevers en werknemers zich houden aan de Arbowet, ook bij vrijwilligersorganisaties. Als u een arbeidsinspecteur op bezoek krijgt, moet u een risico-inventarisatie kunnen laten zien. Kunt u dat niet, dan krijgt u een boete. Maar dat hoeft u dus niet meer te overkomen. U hebt nu de instrumenten in handen waarmee u een goed arbeidsomstandighedenbeleid kunt voeren.
Ik heb aan uw sector vrijstelling van de verplichting om een arbodienst in te schakelen bij het opstellen van de risico-inventarisatie verleend voor een periode van twee jaar. Die twee jaar zijn ingegaan op 1 november, toen de Arbeidsomstandighedenwet 1998 van kracht is geworden. De vrijstelling duurt tot 1 januari 2002. Tegen het einde van die twee jaar zullen we moeten bezien of die vrijstelling kan worden verlengd.
Of dat gebeurt, hebt u als vrijwilligersorganisaties goeddeels zelf in de hand. Bovendien zijn goede arbeidsomstandigheden in het belang van de sector vrijwilligers. Want u bent erbij gebaat waar mogelijk ongelukken en ziekte te voorkomen. Dat is in het belang van de goede naam van uw organisaties.
Ik wens u voor vandaag een prettige en nuttige bijeenkomst toe. En voor de komende jaren alle succes bij het voeren van een goed arbeidsomstandighedenbeleid.