Advies Toepassing van de automatische uitwendige defibrillator

De Voorzitter van de Tweede

Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

IBE/BO/2270396

10 april 2002

In vervolg op mijn brief van 21 september 2001 (kenmerk DBO-CB-U-2213934) waarin ik toezegde u mijn standpunt op uw verzoek om een AMvB op basis van art. 37, tweede lid, van de Wet BIG het licht te doen zien (uw kenmerk VWS/01/44/LW), ertoe strekkende dat het gebruik van AED door getrainde leken is toegestaan, te doen toekomen zodra de Gezondheidsraad over dit onderwerp advies had uitgebracht, deel ik u het volgende mede.

De Gezondheidsraad heeft mij op 21 januari 2002 aangeboden het advies “Toepassing van de automatische uitwendige defibrillator (AED) in Nederland”, separaat werd het aan de leden van de Tweede Kamer gezonden. In dit advies meent de Gezondheidsraad dat AED een nieuwe technologische verworvenheid is die, ook bij toepassing door leken, zó veilig is dat het wenselijk is om defibrillatie met de AED niet meer als voorbehouden handeling aan te merken. Hoewel de wet erin voorziet dat in geval van circulatiestilstand iedereen op grond van noodzaak kan defibrilleren, schept het feit dat defibrillatie als voorbehouden handeling in de wet wordt genoemd verwarring en draagt niet bij tot het noodzakelijk tijdig behandelen van een patiënt met kamerfibrilleren.

Teneinde aan de heersende verwarring over de interpretatie van de wet een einde te maken, heb ik besloten het advies van de Gezondheidsraad tot wetswijziging over te nemen. Inmiddels is de procedure in gang gezet tot het treffen van een regeling ex artikel 37, tweede lid, van de Wet BIG. Bij AMvB zal worden bepaald dat het zelfstandig toepassen van defibrillatie met behulp van een AED wordt uitgesloten van de thans uitsluitend aan artsen ter zake toegekende bevoegdheid. In het verlengde daarvan zal artikel 36, tiende lid Wet BIG worden aangepast. De AMvB en wetswijziging zullen binnenkort aan uw Kamer worden voorgelegd.

Daar een wetswijziging, zelfs in een spoedprocedure, de nodige tijd vergt, is in verband met de reeds genoemde gewenste duidelijkheid met de Inspectie voor de Gezondheidszorg de afspraak gemaakt, dat geen handhaving inzake deze voorbehouden handeling zal plaatsvinden.

De Gezondheidsraad adviseert een snelle, doch gefaseerde en weloverwogen invoering van AED. Het gebruik van de AED dient te worden bezien als een schakel in de keten van de reanimatieprocedure, zodat aanpassing van deze procedure en de bij- en nascholing ervan noodzakelijk is. De eerste stappen hiertoe zijn gezet. Op dit moment wordt in reeds overleg met de Nederlandse Reanimatieraad (NRR) bezien op welke wijze een effectieve introductie en begeleiding van de AED in Nederland kan plaatsvinden. In dit verband worden door de NRR kwaliteitscriteria geformuleerd en wordt certificering en verankering in het kader van bedrijfshulpverlening in de ARBO-wetgeving overwogen.

De Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

dr. E. Borst-Eilers